Hij was vertegenwoordiger in bakkerij-artikelen en een geweldige levensgenieter. In de stamkroeg van zijn dorp had hij een vaste plek aan de bar. Als hij aankwam stond de kopstoot al klaar: een glas pils met ernaast een glaasje jonge jenever. Het moest van Van Wees zijn, anders lustte hij het niet. En daar vertelde hij zijn verhalen die hij nooit beleefd had. Hoewel deze wel.
Elke ochtend ging hij op pad met zijn koffertje vol heerlijke bonbons en andere lekkernijen. Echter hij had met zijn vrouw in alle liefde 12 kinderen gemaakt en die vonden soms zijn koffer, ondanks uitgebreid verstopwerk. En als hij dan enthousiast zijn koffertje opende bij een klant en de bodem was meteen in zicht dan toverde hij een brede grijns op zijn gezicht. En onderstreepte hij de kwaliteit van zijn handel. Zo riep hij ook vaak: Mooi benne mijn dochters (hij had er 7).
Mooie herinneringen uit overlevering, want ik was 1 ½ toen hij overleed aan een hersentumor. Wekenlang stond op zijn plekje in zijn stamkroeg een kopstoot voor zijn vaste kruk. Op zijn afscheidsbijeenkomst werden de verhalen over hem verteld. Hoe hij tijdens de hongerwinter met een plunjezak vol voedsel aan surveillerende Duitsers vroeg of de kust veilig was. Die daarna maar deze gek lieten lopen. Of dat hij met mijn oudste broer Luud tijdens de hongerwinter op pad ging voor hout voor de allesbrander, maar al snel merkte dat een boom niet met een handzaag om te krijgen was.
Zijn dochter herinnerde zich haar ademloze luisteren naar zijn verhalen die hij uit zijn pijp zoog. Als hij het niet meer wist, pakte hij het zwaard van de muur en overwon met een soort schijngevecht alles en iedereen. Het zwaard hangt nu bij mijn zus Joke als stoffelijke afdruk van zijn verhalen. Na afloop van de uitvaart stond voor ieder een kopstoot klaar, en werd er geklonken op deze bijzondere handelsreiziger.
Richard Schimmelpennink